De 7e zondag van Pasen heeft de naam Exaudi ‘Hoor’
Deze zondag is beter bekend onder de
naam ‘Wezenzondag’ uit Psalm 27:7 Hoor mij, HEER, als ik tot u roep, wees genadig en
antwoord mij.
Jezus zegt in Johannes 14:18 tegen Zijn discipelen
over Zijn lijden, sterven en gaan naar de Vader dat Hij hen niet als wezen,
kinderen zonder vader en moeder, achterlaat. Maar dat Hij de Heilige Geest
zenden zal om hen bij te staan en te leiden.
Tussen de opstanding en
Pinksteren is dit woord voor de discipelen moeilijk te bevatten. Alleen in het
Oude Testament zien we dat koningen, priesters en profeten worden aangegrepen
en geleid door de Heilige Geest. Van zo’n situatie hebben wij gelezen in I
Samuel 16 over David.
Lezen : OT : I Samuel 16 : 4-13 NBV
NT: Mattheus 19:13 en 14 NBV
In 1 Samuel 16 vers 4 lezen we dat David
in Betlehem woont.
De plaats waar Boaz woonde
en trouwde met Ruth. Als beelddrager van de komende Messias was hij was de
(ver-)losser, en in lijn met het verlossingsplan met Gods volk voor uitkomst
zorgde. Want uit hem komt een paar geslachten later Isaï. Dezelfde
geslachtslijn waaruit de Messias zou komen.
Deze Isaï woonde met zijn
gezin en 8 zonen ook in Betlehem. De plaats waar David gekozen zou worden om
koning te zijn voor het volk Israel.
vers 4 Teken :
De komst van Samuël was
voor de plaats Betlehem onverwacht. Zij wisten niet goed raad met de komst van
de profeet. Was dit een goed of slecht teken. Vanuit hun kaders kon een
boodschapper met een indringende boodschap van God komen waarbij het oordeel kon
worden aangezegd. Nu kwam Samuël met een door God gesteld doel. De wijsheid die
de Heer aan hem is verschaft was om geen onrust te brengen. Hij kwam om een
offer te brengen naar Betlehem. Daar nodigt hij de bevolking uit om bij het
offer en kiest de profeet de familie van Isaï uit om daar alleen bij te zijn.
Bijzonder dat een man met een bediening voor het hele volk alleen naar een
klein plaatsje en in het bijzonder voor één gezin komt. Een gezin dat wel in de
geslachtslijn van de Messias, Jezus Christus is. En waarom? Dat ontdekken we
verder op in het verhaal.
We lezen in 1 Samuel 16 vers 7b als hij alleen met het gezin
van Isaï is. “Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat
voor ogen is, maar de HERE ziet het hart aan.”
Samuel wordt
gecorrigeerd door de Heer, omdat de oudste zoon van Isaï niet degene is die Hij
als koning wilde aanstellen. Deze man had niet het karakter en beoordeling van
God dat hij een goede koning zou kunnen worden. Saul als koning was toen nog
een feit. Een man die niet deed wat God opdroeg en voldeed aan Gods norm.
Later zou ook
blijken als de broers van David in het front tegenover de filistijnen stonden,
dat zij zeer bang waren voor de reus Goliath. Daardoor doorstonden zij de proef
niet om in vertrouwen en Gods kracht de vijand te verslaan. Dat zou David wel
gaan doen. Hij had zich al bewezen in het verborgene. Om de schapen van zijn
vader te beschermen had hij beer en leeuw verslagen. En zoals Jezus in een
andere context zegt dat God in het verborgene ziet en zal belonen, zien we dat
God aan Davids kant staat. Waarom? David stond aan Gods kant. Zijn hart was op
Hem gericht en leefde en handelde uit liefde voor God. Een man naar Gods hart.
Jezus zegt in Joh. 5:30 “Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet
mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.”
David had iets weg van
Jezus. Hij is een man naar Gods hart en een beeld in het Oude Testament van
Christus. Hij was een mens net als wij met zijn goede kanten en zijn fouten. En
toch onderscheidde hij zich van de meesten uit zijn en deze tijd. Toen David
geconfronteerd werd met de Reus, zag hij dat de strijd er niet in lag dat er
een grote man tegenover sprinkhanen stond, maar dat deze God uitdaagde.
En op dat moment was
Goliath geen partij meer voor David. De man die God aan zijn zijde had staan.
God is in verhouding tot de reus de
allergrootste. Het universum zijn woning is en de aarde zijn voetbank. Die slag
was al gewonnen voor dat deze gevoerd moest worden. En dat zag David als het
ware door de ogen van God.
Dat was wat Samuel nodig
ook had om door Gods ogen te kijken. Hij moest zien
naar wie hij nou precies was gezonden om te
zalven. Hij had daarin Gods leiding en stem nodig. Vader Isaï had zijn oudste
zoon voorop gezet. Tuurlijk de eerstgeborene is de eerste in rij van 8 voor de
erfenis en als opvolger. Deze moet wel belangrijk genoeg zijn om Samuël te
ontmoeten. Maar als de aanwezige 7 zonen geweest zijn blijft Samuel met een
vraag zitten. Zijn dit alle zonen van Isaï?
Gelukkig was er nog één.
Deze was nog bij het vee in het veld. Deze was niet opgeroepen om zich te
heiligen en mee te gaan voor het offer. Deze was buiten beeld en niet thuis.
Misschien door de spanning en het onverwachte dat Samuël in hun midden was, was
David er niet. Nu moest iedereen wachten totdat David er ook bij is. Degene die
een bijrolletje leek te spelen zoals hij als de jongste werd genoemd werd de
hoofdrolspeler. Deze zoon was van het veld gehaald in de outfit, kleding van
een herder. Een ogenschijnlijke slechte vertoning tegenover een man van God die
blijkbaar een belangrijke missie had en het nodig vond dat ook deze zoon er bij
zou zijn. Toch was dit het moment dat God tot Samuel zegt : “Hem moet je
zalven.”
Dit was de eerste keer in
de rij van 9 mannen dat God sprak over degene die Hij uitkoos om te zalven tot
Koning. Deze voldeed als persoon wel aan de norm en keuze van God. Van het moment dat David gezalfd was met de olie
die Samuël over hem uitgoot, werd het duidelijk voor ieder die hem kende en
tegenkwam dat David veranderde. De Geest van God nam toe in zijn leven.
In Jesaja spreek God over
Zijn volk als Zijn kinderen. Hij zegt tegen ze dat hij ze heeft opgevoed, maar
dat ze steeds van Hem weg zijn gegaan. Hij vertelt dat Hij wonderen en tekenen
te midden van de kinderen van Israel heeft gedaan. Zijn verlangen is om Zijn
kinderen dicht bij Zich te hebben en hen lief te hebben.
In Jesaja 40 : 10 en 11 “Zie, de Here HERE zal komen met kracht en zijn arm zal
heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor
Hem uit. 11 Hij
zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze
in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden.”
Hier laat de Heer zien op
welke manier hij met de zwakken en kleinen om wil gaan. Hij wil Zich laten zien
op een manier die naast de krachtige God en Koning ook een Herder is die met
respect omgaat met Zijn kudde, Zijn volk. Dat respect wil hij laten zien en
ervaren te midden van Zijn volk. Daarvoor kiest hij het beeld van de kleinsten
en zwaksten.
In het Nieuwe Testament
spreekt Jezus in Mattheus 18:1-5 over
het volgende;
1 Op dat
moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het
koninkrijk van de hemel?’ 2 Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden
neer 3 en zei: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een
kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. 4 Wie
zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk
van de hemel. 5 En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij
op.
Een vraag van de
leerlingen die vaker terug komt bij hen en ons mensen. Wie is belangrijk. Wie
komt eerst en wie daarna. Om dit duidelijk te maken vraagt Jezus een kind in
hun midden om te vertellen. Het gaat om wie je bent van binnen. Niet om je
prestatie en aanzien. Ook niet hoe je er uit ziet en wat je kunt. Maar durf jij
te zijn voor God als een kind dat vertrouwt dat Hij alles in Zijn hand heeft.
Durf er op te vertrouwen dat Hij de grootste is en weet wat Hij doet?
Geen groot doenerij, maar
een mens die zich vernedert voor God en Hem op de 1e plaats in zijn
/ haar leven plaatst. Niet zichzelf aanmeet dat hij / zij er al is, maar in
afhankelijkheid met God durft te leven. Zoals God tegen Samuel zegt: Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch
ziet aan wat voor ogen is, maar de HERE ziet het hart aan.
Als we dan nu naar de
tekst gaan in Mattheus 19 zie je hoe belangrijk Jezus het vindt om de moeders
met hun de kinderen doorgang te verlenen. Alle bobo’s van die tijd waren om hem
heen vergaderd. Als we lezen wat Hij daarover zegt is dat Hij duidelijk maakt
dat de kinderen recht op hebben om te ontvangen en te krijgen wat God voor hen
heeft. Laat hen geworden zegt de NBG vertaling. Laat ze ongemoeid hebben we
samen gelezen. M.a.w. hinder ze niet, laat ze ongestoord en vrij tot Mij komen.
Het lijkt er op dat Jezus
hier opkomt voor de kinderen en zegt stop ze niet weg. Zij horen er helemaal
bij, net als de grote kinderen van het volk van God. En waarom? Omdat wie als
een kind is, zegt Jezus, voor hen is het Koninkrijk van God. In I Samuel 16
komt Samuel om namens de Heer het kind / David te zalven en in Mattheus 19
komen de kinderen tot Jezus op uitnodiging van de Gezalfde / de Christus.
In beide gevallen zijn
Samuël en Jezus door de Heer gezonden. Ieder met de opdracht om de Woorden van
de Heer te spreken. In Samuel gaat het om een nieuwe koning die i.p.v. Saul die
door God is aangewezen en d.m.v. de zalving met olie wordt bekrachtigd om koning
te worden en gezegend om koning te zijn vanuit het hart en gedachten van God. In
Mattheus 19 lezen we van de Gezalfde / de Christus, die nog Koning gaat worden
en de zegen wil meedelen.
De parallel die in beide
verhalen terug zijn te vinden is dat andere mensen tussen het kind / jongere en
Gods bedoeling voor hen in kunnen staan. Willen we zelf deel hebben, dan kunnen
we zelfs ons zelf in de weg staan, omdat worden als een kind in het geloof soms
door omstandigheden ons moeilijk valt.
Toch mogen we met een open
hart en een verlangen naar oprecht en echt geloof ons richten tot de Koning der
koningen. Hij heeft de weg gebaand voor elk mens. Soms moeten we opnieuw
beginnen en hebben we nodig dat er vergeving is. Soms hebben we bemoediging
nodig dat we weten dat God ons ziet en van ons houdt als Zijn kind.
Soms hebben we hulp nodig
om door moeilijke tijden heen te komen. Soms hebben we troost nodig vanwege het
verdriet en de pijn in ons leven, waardoor het God en geloof verder van ons af
kan komen te staan. In alle gevallen hebben we de Christus nodig en wil Hij
komen en ons leven aanraken en zegenen. De soevereine God is door Zijn Zoon
naar ons mensenkinderen toegekomen. En is ook de uitnodiging van de Goede
Herder om tot Hem te komen.
Betlehem – “broodhuis”
en de Messias die Zichzelf “Het levende brood” noemt en spreekt van dat hij van
de Hemel is gekomen. Wij mogen dagelijks door het Woord van God, gebed en de
hulp en bijstand van de Heilige Geest ontvangen van het hemelse manna. Zijn
Woord is levend en krachtig. Het Woord waaruit God Zijn kinderen wil bemoedigen
en Zijn gemeente wil bouwen. We mogen weten dat wij een hoopvolle toekomst
hebben door de God die leeft. En wij daaraan deel mogen hebben door de genade
die God ons als Zijn kinderen verleend. Door Christus heeft de Heer de weg
gebaand. WE mogen daarom ongehinderd net als de kinderen tot Hem komen.