Tekst : Jeremia 1: 4-10 - Roeping van Jeremia
4 Het woord des HEREN nu kwam tot mij: 5 Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik
u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een
profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld. 6 Doch ik zeide: Ach, Here HERE,
zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong. 7 De HERE echter zeide tot mij: Zeg niet, ik ben
jong, want tot een ieder, tot wie Ik u zend, zult gij gaan, en alles wat Ik u
gebied, zult gij spreken. 8 Vrees niet voor hen, want Ik ben met u om
u te bevrijden, luidt het woord des HEREN. 9 Toen strekte de HERE zijn hand uit en roerde mijn mond aan,
en de HERE zeide
tot mij: Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond; 10 merk op, Ik stel u heden over de volken en
de koninkrijken om uit te rukken en af te breken, om te verdelgen en te
verwoesten, om te bouwen en te planten.
“Zeg niet” ; is de opmerking die de Heer maakt naar Jeremia,
wanneer deze roept : “Nee Heer, mijn God! Ik kan het woord niet
voeren, ik ben te jong.” Mozes
had een ander verweer : Ik kan niet zo goed praten. Als ik praat dan praat ik
met een dikke tong.
Bij Mozes neemt de Heer
alle verweer weg. Ik kan niet spreken. Dan neem je je broer Aäron mee. Maar wat
moet ik zeggen als ze vragen: Wie heeft je gezonden? Dan antwoord je: Ik ben Die Ik ben heeft je
gezonden. God zag zijn onzekerheid en
gaf hem enkele tekenen, staf en hand onder zijn kleed, als bewijs van Hemzelf,
zodat Mozes als het ware wat voor onderweg had om zijn geloof te ondersteunen.
Nu terug naar Jeremia. Het
antwoord wat God hem geeft is dat Jeremia, je moet gaan naar iedereen, waartoe
de Heer je zend. De orde van leeftijd en hiërarchie van gezag binnen de
maatschappij en leiderschap was niet afhankelijk van de status die Jeremia
dacht nodig te hebben. Hij hoefde niet groot te worden om iets te kunnen
betekenen voor de Heer. De Heer zocht een beschikbare en gehoorzame man die
voor Hem tot het volk en de leiders wilde spreken. Daar had Jeremia wel een
stok achter de deur voor nodig. De Heer zegt tegen hem: Zeg
niet, ik ben jong, want tot een ieder, tot wie Ik u zend, zult gij gaan, en
alles wat Ik u gebied, zult gij spreken.
Het was 1985,
dat ik in het najaar werd gevraagd om naar Friesland te komen. Ik was 22 jaar.
Net begonnen met het 3e jaar van mijn opleiding op de Bijbelschool. In
Tzummarum was een groepje met tieners van de Hervormde Kerk die elke week bij
elkaar kwamen. Door de kinder- en tienerkampen van “In de Ruimte” kwam ik een
meisje tegen, tiener, die vertelde dat zij en haar dorpsgenootjes geen
tienerleiding hadden. Zij kwam al voor de 2e keer en vanuit dat
contact heb ik regelmatig Bijbelstudies mogen maken op papier, inspreken op
cassette en toesturen vanuit Soest, provincie Utrecht naar Friesland,
Tzummarum. En geen idee toen waar het lag. Ik wist alleen dat die tiener daar
vandaan kwam.
In het 2e
jaar dat ik bij dit groepje betrokken was, werd ik uitgenodigd om naar
Friesland te komen. Op de zaterdagmiddag en avond zouden we elkaar ontmoeten en
Bijbelstudie hebben. In de week voor mijn komst, kwam er een vraag van de
ouderling van de Hervormde Kerk of ik op de zaterdagavond voor de mensen van de
kerk en tieners wilde spreken. Daar stond ik. Geen ervaring. Geen idee waar het
was. Maar wel een hart voor tieners en een verlangen om te gaan voor Koning
Jezus.
Daarop kreeg
ik van een nieuwe student, waar ik later mee meer zou optrekken een advies. Ik
kon niet zomaar wat doen. Moest wel beseffen dat het preken voor een kerk wat
anders is dan spreken en omgaan met tieners. In die week zocht ik de Heer. En
vanuit o.a. Jeremia 1 kreeg ik de
tekst in mijn gedachten over de roeping van Jeremia. Bemoedigend, ook las ik
vanuit Jesaja 6 over de ontmoeting
van Jesaja met de Heer, hoe deze uitriep dat hij net als het volk niet recht
voor God stond. En toen hij aangeraakt was door de Heer, zei God: Wie
zal Ik zenden en wie zal voor Ons gaan? En het antwoord wat Jesaja gaf
was: Hier
ben ik, zend mij. Dat was wat ik verlangde om te gaan en Zijn Woord te
spreken. Wat een uitdaging voor mij om in een nieuwe situatie uit te stappen.
In antwoord op
de vraag van de ouderling via deze tiener zei ik dat ik het wel wilde en dat
het de verantwoording van deze ouderling zou zijn als ik sprak. (Nu weet ik dat
het Gods bedoeling en verantwoording is als ik zulke dingen doe) Ik vond dat ik
rugdekking nodig had. Zonder enige vorm van training en ontmoeting mocht ik
gaan. Maar wel met een passie voor Jezus.
Die zaterdagmorgen
maakte ik kennis met de ouderling in het dorp. In het dorp waren zelfgemaakte
postertjes dat ik zou komen spreken. Na een tijd met de tieners en eten, was
het zover. De zaal werd vol met mensen die afkwamen op de oproep om die avond erbij
te zijn. En ik hoorde achteraf dat het de opening was van het kerkelijk jaar
voor deze kerk in Tzummarum.
Na een paar
liedjes zingen mocht ik spreken voor deze groep. Het was een bijzondere avond.
De Heer was in ons midden. Mensen waren aangeraakt door de boodschap en stonden
met tranen in hun ogen. Ze vertelden dat ze hadden gezien dat de boodschap van
de avond ook op de zondagmorgen in hun kerk zou worden gebracht.
Wat God doet
staat niet in verhouding met wat wij doen en kunnen.
Stel dat ik “nee”
had gezegd en alleen me had gericht op de tieners om met hun een tijd van
ontmoeting en studie te hebben. Stel dat ik me had terug had gehouden door de
woorden van de student, die me advies gaf. Stel dat ik me had proberen aan te
passen, net als David, die het harnas van Saul kreeg om te gaan vechten. Het
paste niet en David kon er niets mee. Waar hij wel wat mee kon was wat hij al
jaren deed.
Hij vertrouwde
op de Heer, nam zijn slinger mee waarmee hij stenen kon werpen om de schapen op
het juiste pad te houden en aanvallers op de afstand te houden. Nu stond hij
tegenover een vijand van God. Deze reus daagde niet Israël uit, maar
intimideerde hen en maakte God belachelijk.
Tijd voor
verandering en om te veranderen. In plaats dat David mee praatte met het leger,
dat onder de indruk was, zei hij: Wie is deze onbesneden filistijn die God uitdaagt?
Hij keek er doorheen en zag de geestelijke strijd.
In Efeze 6:10-12 lezen we: Voorts,
weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. 11 Doet de wapenrusting Gods aan, om te
kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; 12 want wij hebben niet te worstelen tegen
bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de
wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse
gewesten.
Hier zien we
dat we de wapenrusting Gods aan moeten doen, omdat we niet te strijden hebben
tegen vlees en bloed maar tegen de overheden, de machten van de hemelse
gewesten. De neiging die wij als mens hebben is in te gaan op de manier waarop
wij getracht wordt om geïntimideerd te worden en net als Mozes en Jeremia te
zeggen: Ik kan niet spreken, ik ben… en vul maar in wat je dan voor jezelf zou
zeggen. Veel Christenen proberen in hun leven de geestelijke strijd met
menselijke middelen te lijf te gaan.
Ze gaan harder
roepen, schreeuwen, schelden, boos doen naar anderen en zelfs naar God. Ze
pakken het gedrag van anderen en hun woorden persoonlijk op als een boodschap
dat tegen hen is gericht.
We zijn
geroepen door de Heer om een kind van Hem te zijn. Dan mogen we ook weten dat
God een plan heeft om ons leven te brengen in de bestemming die Hij voor ons
heeft.
De vijand van
God, de boze, gebruikt allerlei middelen om ons op een dwaalspoor te brengen en
e voor te zorgen dat we niet meer duidelijk hebben waar het geloof om draait. Johannes 10 : 10 zegt De dief komt niet dan om te stelen en te
slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.
De boze is een dief, die
wil stelen van ons. Ons geloof, onze zekerheid, onze vreugde, onze vrijheid,
onze kracht, onze richting, onze vrienden, onze gezondheid, ons spreken, ons
hart, onze ziel, ons leven. Daarom dat
God onze ogen wil openen voor de realiteit waarin we leven en de realiteit die
Hij is. De zichtbare wereld is vaak de enige realiteit voor veel mensen. Ook
voor Christenen. Wat ik zie, ervaar, meemaak, ondervind dat is wat ik kan meten
en zeggen dat het waar is of niet.
Daarom dat de Heer ons de
Heilige Geest heeft gezonden om naast ons te staan en ons te leiden tot de
volle waarheid. Johannes 16:13 wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg
wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al
wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen.
Ons gebed mag
zijn dat God onze ogen en oren opent voor wat Hij wil laten zien en zeggen
tegen ons als Zijn kind. Daarvoor staat Hij aan de deur van ons hart. Openbaring 3:20 Een tekst voor
gelovigen en niet de ongelovigen!!! Zie,
Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur
opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.
Als er ergens
een feest wordt georganiseerd met eten ontmoet je elkaar en spreek je elkaar.
Is dat niet ook de essentie van Gods bedoeling met ons leven. Hij wil ons
ontmoeten. In die ontmoeting wil Hij tot ons spreken en ons leven aanraken.
In Mattheus 22 : 14 staat : Want
velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
God roept ons
als mens om in relatie met Hem te leven. En vanuit die relatie ontstaan
allerlei zaken waar toe de Heer ons brengt en in leidt. Juist dat laatste zien
we dat veel mensen op de afstand blijven. We horen het Woord, we lezen er uit
en toch de omslag maken van horen en lezen naar doen lijkt een grote afstand.
Ik heb ontdekt
ook in mijn leven dat daar verschillende redenen voor zijn. Verwerping, pijn,
eenzaamheid, niet kunnen of willen vergeven, boosheid, gekwetst zijn. Al deze
dingen overkomen ons in relatie met andere mensen. En ieder van ons reageert
daar op zijn en haar eigen manier op.
De één
verstopt zich door weg te lopen uit de
situatie. Weer anderen kunnen de realiteit van het leven niet goed aan en gaan
eten en / of drinken. Weer anderen proberen hun tekort te compenseren door zich
groter en sterker voor te doen dan ze zijn. Weer een ander gaat in de aanval en
vergeld het onrecht wat hij / zij heeft ondergaan / beleefd. We willen op onze
eigen manier laten zien, merken, horen dat mensen over onze grenzen zijn gegaan
en dat we daar niet mee kunnen en willen leven.
Daarom… dat
God tegen Jeremia zegt : Zeg niet … Hij geeft juist deze
schijnbare onbekwame man de opdracht om te doen wat Hij van hem vraagt. Is dat
ook niet hetgeen waar wij staan. Als God iets van ons vraagt, gaan we vaak uit
van onszelf, hoe ik dat zou moeten doen. Het geweldige is dat God ons geen geweld
aan wil doen om tot iets te komen. Hij geeft Zijn Woord om innerlijk versterkt
en gevoed te
worden. De
Heilige Geest om naast ons te staan, zodat wij er niet alleen voor staan. God
komt naar ons toe om bij ons te zijn en ons te
ontmoeten. In die ontmoeten ontdekken we de grootheid van de Heer, zien
we de beperktheid van ons leven en ontvangen we de kracht en liefde om op te
staan en te gaan staan op de plek die God voor ons heeft voor jou als kind,
jongere, moeder / vader, scholier, student, werknemer, leidinggevende, arts,
man, vrouw, etc.
Vandaar dat Paulus de
volgende instructie gaf aan Timotheüs : 1
Timotheüs 4 : 11-16
11 Beveel en leer dit. 12 Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd,
maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in
geloof en in reinheid. 13 In afwachting van mijn komst (hier Paulus
en voor ons Jezus) moet gij u toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het
leren. 14 Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de
gezamenlijke oudsten. 15 Behartig deze dingen, leef erin, opdat aan
allen blijke, dat gij vooruitgaat.16 Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in
deze dingen; want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen,
behouden.
Als je tot
besef komt dat jouw leven een aanleiding kan zijn dat anderen tot geloof komen
door jouw leven heen, dan is jouw gezin, jouw werk, jouw school, jouw familie,
jouw wijk, jouw dorp, jouw stad, jouw land een plaats waar jij een getuige mag
en kunt zijn van Zijn grootheid. En door jouw getuigenis door te leven in
relatie met God, zul je mensen aanraken en veranderen situaties en
omstandigheden, waarvan je nooit had durven te dromen. Die droom heeft God voor
jouw leven. Durf Zijn droom over jouw leven en dat van anderen te dromen. Doe
weg wat jou in de weg zit, zodat je ook de droom mag zien uitkomen in jouw
leven en die van anderen.
Je mag naar de
Heer toegaan en Hem ontmoeten?