Tekst :
Jeremia
1: 4-10
Het
bijzondere van het boek en leven van Jeremia als mens en profeet is:
Door de hoofdstukken heen vertelt hij een aantal dingen over hem zelf. Hij
vertelt over zijn emoties, de pijn en het verdriet over Gods volk en de slechte
verhouding waarin zij tot God staan. Het zorgt ervoor dat hij veel persoonlijke
strijd ervaart en doormaakt. Hij moet omgaan met hoe God Zijn volk ziet en zeer
van waarde vindt, maar tegelijkertijd lopen zij van God weg en moet Jeremia hen
uitdagen om weer naar God toe te komen.
Het
mooie is van dit boek van de Bijbel dat het inzicht geeft van een leven met God
dat door hoogten en diepten heengaat. In Nederland praten we liever niet over
wat er mis kan gaan en gaat. We hangen niet onze vuile was buiten voor
iedereen. Tegelijkertijd lijkt dit een beeld van onze omgang in ons geloof met
God. Praat ik dan wel met God over de zaken die mij bezig houden en ben ik
eerlijk in de manier waarop ik denk, voel en beweeg. Juist dat laatste zien we
terug bij een respectabele dienstknecht van God als Jeremia.
Hij was
een mens van vlees en bloed en had zo zijn strijd in zijn leven. Geen glad
gestreken leven zonder ups en downs, maar herkenbaar voor ieder ander. En toch
iemand die Zijn leven had toegewijd aan God en daarvoor door dik en dun ging.
God stond voor hem voorop.
Het laat
ook zien wat het is om een profeet in de tijd van Jeremia te zijn. Leven en
dienen in eenzaamheid, geen familie en bleef ongetrouwd (Jer 16:2). Door
zijn taak en optreden waren velen niet blij met hem en ook werd hij door zijn
eigen volk verworpen. Hierin was hij een beelddrager van Christus. Zoals Johannes 3 zegt “Hij
kwam tot de Zijnen en de Zijnen hebben Hem, Jezus, niet aangenomen.” Net als Jezus had hij veel compassie voor
Jeruzalem en huilt over de stad. Gevangen genomen zonder oorzaak en veroordeeld
zonder schuldig te zijn.
Het volgende houdt Jeremia staande. De kracht van de Geest van
God, Die zijn hart vervult. Dezelfde Geest door Wie hij het oordeel aankondigt
en door Wie hij de openbaring van de zegen, waarmee het volk naar de
onveranderlijke beloften van God gezegend zal worden. Het was de Geest van God
die Jezus leidde in de woestijn en kracht gaf om na 40 dagen om te beginnen aan
de bediening die Hij had om het Koninkrijk van God te verkondigen. Zo kon ook
Jeremia van start gaan na zijn ontmoeting met God.
Jeremia 1 : 4 Het woord van de HEERE kwam tot
mij: 5 Voordat Ik u in de moederschoot
vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u
geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken.
Net als Simson en Johannes de Doper, zien we
hier dat op het leven van Jeremia een goddelijke bestemming voor het leven was
voorzegt. Niet hun ouders of zijzelf komen met dit verhaal, maar het
is God, Die hierover begint te spreken. Het is Zijn voornemen en initiatief om
Zijn werk door hen heen te willen doen. Gods voornemen met elk mens die tot
geloof komt in Christus om een andere weg te gaan, dan mensen zelf hebben
uitgestippeld. God wil leiding geven aan elke gelovige om die werken te doen
die Hij heeft voorbereid.
Dat zien we ook verwoord in Gal. 1:15 - Maar toen het God, Die mij vanaf de schoot van
mijn moeder heeft afgezonderd en geroepen door Zijn genade, behaagde. Bij
Paulus zien we dat hij hierover vertelt, nadat hij Jezus had ontmoet op de weg
naar Damascus en Hem is gaan volgen. Ondanks dat hij al deel maakte van het
volk van God, zat hij nog niet op het juiste spoor. Pas nadat hij tot inzicht
was gekomen, dat God andere bedoelingen had, kon hij het zien. En zoals het
staat in handelingen, vielen de schellen van zijn ogen. De bedekking, die elk
mens zonder Christus heeft, wordt weggenomen op het moment, dat deze zich keert
tot God en Gods Geest in hem / haar gaat wonen.
Paulus zegt dat hij door God is aangesteld als
verkondiger van het Evangelie. God zegt tegen Jeremia dat hij is aangesteld als
profeet om de Woorden van God namens de Heer te spreken. En werd in een
bijzondere tijd en omstandigheid uitgedaagd om deze taak / bediening op zich te
nemen. Daarvan zag Jeremia dat hij dat niet zelf kon en spreekt daar gelijk
over tegen God, zoals Mozes zei dat hij niet kon spreken.
Jeremia 1: 6 Toen zei ik: Ach Heere HEERE,
zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog
maar een jongen. Wij kennen ook
een manier om iets tegen in te brengen. Wij zeggen heel vaak : “Ja, maar….”
Wanneer we uitgedaagd worden op wat voor terrein dan ook, kunnen we de neiging
hebben om voldoende argumenten te vinden, die moeten bewijzen dat we niet
capabel genoeg zijn. M.a.w. “laat mij maar met rust, ik ben bang dat ik geen
kans van slagen heb.” Het mooie is als God iets van ons vraagt, dan lijken we met onze argumenten menselijk gezien gelijk te hebben. En toch komt God door Zijn Woord en
door Zijn Geest naar ons toe. Hij is Degene die een Waarmaker is van Zijn
Woord.
Iemand vergeven, die onvergefelijke dingen
heeft gedaan. Onmogelijk!!! Dat nooit. Die ander moet boeten voor wat hij mij
heeft aangedaan, zouden we kunnen uitroepen. En toch zien we in het ‘Onze
Vader’ - “Vergeef onze zonden gelijk wij onze schuldenaren vergeven.’ Er
is een lied : “Nobody knows the trouble I have seen, but Jesus.” Een
lied uit de tijd van de slavernij in de VS (1867)
Nobody knows the trouble
I've seen, but Jesus
Nobody knows my sorrow
Nobody knows the trouble
I've seen
Glory hallelujah!
Sometimes I'm up,
sometimes I'm down
Oh, yes, Lord
Sometimes I'm almost to
the ground
Oh, yes, Lord
Although you see me going
'long so
Oh, yes, Lord
I have my trials here
below
Oh, yes, Lord
If you get there before I
do
Oh, yes, Lord
Tell all-a my friends I'm
coming to Heaven!
Oh, yes, Lord
Niemand kent de problemen die ik heb gezien, dan alleen Jezus
Niemand kent mijn zorgen
Niemand kent mijn
problemen
Glorie halleluja!
Soms ben ik blij en soms
ben ik verdrietig
O ja Heer
Soms zit ik bijna helemaal in de
put
O ja Heer
Hoewel U mij ziet ga ik
mijn weg
O ja heer
Ik heb hier mij
verleidingen beneden
O ja Heer
Als U er al kan zijn
voordat ik er ben
O ja Heer
Vertel ik al mijn vrienden dat ik naar de hemel ga.
Oh ja Heer
Het mooie van dit lied is
dat het begint waar velen stoppen. Maar in het lied zien we een aanleiding om
te vertellen dat God er wel bij was. Dat is het getuigenis wat God ook verbind
bij Jeremia en ieder die op Hem vertrouwd. Er staat : “Een ieder die Zijn geloof op Hem bouwt, zal
niet beschaamd uitkomen.” – Romeinen 10:9 Het is het vertrouwen, wat we stellen op die grote God, Die alles in Zijn hand heeft. Juist op momenten op Hem durven te vertrouwen,
wanneer wij het overzicht kwijt zijn.
We zien dat Jeremia een zetje nodig had van
de Heer om in Zijn opdracht te gaan. Hij zag dat hij van zichzelf nog te
onbekwaam was. Jeremia 1: 7 Maar de HEERE zei tegen mij: Zeg
niet: Ik ben nog maar een jongen, want overal waarheen Ik u
zenden zal, zult u gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken. 8 Wees
niet bevreesd voor hen, want Ik ben met u om u te redden, spreekt de HEERE.
We zien dat de Heer bij
Ezechiël en Jozua ook vertelt hoe Hij erin staat en waar Hij voor zorgt.
Ezechiël krijgt te horen net als Jozua: ”Wees niet bang, Ik sta aan jouw
kant en zal ervoor zorgen dat je zult slagen in wat je voor Mij doet.” (Ezech. 3:9 en Deut. 31:6 , Jozua 1:5) Jezus zei tegen zijn discipelen en door de
eeuwen heen ook tot ons: “Zie
Ik ben met U tot de voleinding van de wereld.”
Jeremia 1 : 9 - Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. Een soortgelijke beweging van God zien we bij Jesaja, wanneer Jesaja beseft in de tegenwoordigheid van Zijn God dat hij net als Petrus beseft zijn zondige staat t.a.v. de Heer. En op zijn uitroep komt er een engel en raakt met een kool van het altaar zijn mond aan. (Jesaja 6 : 6 en 7) Hoe vaak hebben wij net als deze mannen van God, dat we ons niet waardig weten om voor God die dingen te doen, die de Bijbel ons vertelt. Durven wij dan met Romeinen 8: 5 het volgende te belijden: “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.”
Ook de
discipelen worstelden met de vraag hoe het verder moest als Christus hen achter
zou laten. Daarop zei Jezus tot hen dat Hij hen niet als wees zou achter laten.
Velen geloven in God, maar leven niet met Hem als Vader. Zij voelen zich alleen
staan in een harde wereld, waar vele zaken hen tegen zitten. Toch belooft God
in Zijn Woord Hebreeën
13: 5 en 6 - “Want
Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten. 6
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet
vrezen; wat zou een mens mij doen?
De bemoediging in alle voorbeelden die we
zien is een God die ons niet alleen laat op momenten dat wij door moeilijke
perioden heen gaan en grotere uitdagingen voor ons zien, dan wij ons zelf
inschatten. Het is die Grote God die ons hoog acht om met Hem samen te werken.
En dat is ook wat Hij laat zien aan Zijn gemeente.
10 Zie, Ik stel u op deze dag aan over de
volken en over de koninkrijken, om weg te rukken en af te breken, om te
vernielen en omver te halen, maar ook om
te bouwen en te planten. We zien hier
dat Jeremia een taak heeft om al het verweer tegen Wie God is en Zijn volk aan
te spreken. Hij moet de Waarheid spreken te midden van het strijdtoneel van
mensen. Dat was en is geen makkelijke opgaaf. Daar heb je Gods kracht,
bescherming en nabijheid voor nodig. En ook Zijn wijsheid, moed en daadkracht.
Er is geen plaats voor weldenkendheid van de mens, die meent het zelf wel even
te doen.
Ook in de huidige tijd waarin wij vele
berichten van onrust horen en nieuws- berichten onze huizen en levens binnen
komen. Het vraagt dat wij ons bewapenen met Gods Liefde en visie op het leven.
Steeds weer wil alles op de plaats staan van de Enige en Ware God, Die Getrouw
en Waarachtig is : Jezus Christus. Hem belijden wij als Heer, Heiland en
verlosser. Hij wil mensen brengen in het Koninkrijk van Zijn licht uit het
koninkrijk van duisternis. Dat licht wil God door onze woorden, geloof,
belijdenis en handelen verspreiden.
Uitreiken naar de mens die in nood zit.
Iemand die door omstandigheden het zelf niet kan. Een luisterend oor zijn voor
iemand, waar de nood hoog is. Een hand en voet zijn voor iemand die door ziekte
of omstandigheden niet uit huis kan. Een vriend zijn voor iemand die in
eenzaamheid verlegen zit om contact met anderen. Opkomen voor de zwakke die
zichzelf niet kan verweren of niet de weg weet hoe het wel mogelijk is. En dat
alles vanuit de compassie en liefde van onze Heer zonder er iets voor terug te
verwachten.
Zodat er een nieuwe stroom van hoop, geloof en liefde mag komen in die ander. Wie wel eens
vrijwilligerswerk doet ontdekt dat het goed doen voor een ander ook jou zelf
een positieve impuls geeft. Je bent nuttig en nodig. Dat is ook wat God in ons
legt, wanneer wij aan de slag gaan met Zijn opdracht. Hij heeft ons als mens
een belangrijke plaats toebedeeld voor de verkondiging en verbreiding van Zijn
Koninkrijk. Wij mogen als het ware een katalysator zijn, waarlangs God uitreik
naar anderen.
Tot slot : Durven wij in plaats van onze : ‘Ja,
maar…” tegen God te zeggen: “Hier ben ik, zend mij.” Zoals
Jesaja dat zij toen God de vraag stelde : Wie zal ik zenden, zal voor Ons
gaan? Jesaja 6 : 8. God wil uitreiken naar een wereld in
nood en kan uw hulp daar hard bij gebruiken.